Individueel

Grip

Ik ben iemand die grip probeert te krijgen. Ik wil dat dingen op een bepaalde manier gaan en dat ik zelf op een bepaalde manier ben. Eigenlijk wil ik dat ik alles goed doe en in mijn leven alles goed gaat. Daarom voel ik me vaak ontevreden, maak ik me zorgen, probeer ik het gat te dichten tussen wens en werkelijkheid.

Het beste merk ik dat als ik mediteer, een activiteit waarbij het de bedoeling is dat je juist géén grip krijgt. Mediteren, zoals ik het heb geleerd, is simpelweg observeren, zonder oordeel en zonder te proberen de werkelijkheid anders te maken dan ze is. Maar als ik mediteer wil ik vaak toch dat het op een bepaalde manier gaat: ik wil rust ervaren, geconcentreerd zijn, het idee hebben dat ik vooruit ga in het mediteren. Ik wil het goed doen.

Het ironische is dat dit er juist toe leidt dat ik geen rust ervaar, niet geconcentreerd ben, vastloop. Ik word boos op mezelf als er gedachten komen, ondanks dat ik weet dat die erbij horen en vanzelf wegfladderen als ik gewoon naar ze kijk, zonder te wensen dat ze er niet waren. De drang om grip te krijgen komt vast voort uit iets goeds, misschien zelfs uit een instinctieve vorm van zelfliefde en zelfbescherming. Als dingen zùs zijn en niet zó, zal alles goed gaan. Zal ik veilig zijn, overleven. Maar als ik terugdenk aan de meest gelukkige momenten van mijn leven, dan waren dat stuk voor stuk momenten waarop ik mijn grip losliet en met de wereld kon zijn zoals ze is.

Ik ging bijvoorbeeld naar een concert en maakte me zorgen: heb ik mijn garderobemuntje nog wel, moet ik niet naar de wc, als ik nu een drankje ga halen, kan ik dan door de menigte mijn weg nog terugvinden naar mijn plek, gaat er straks nog een tram naar huis, waar is mijn telefoon eigenlijk? Als het concert begonnen was kwam er een omslagpunt: een punt waarop ik mijn zorgen losliet en me overgaf aan het moment en de muziek. Ik accepteerde dat ik geen grip had en kon genieten, in het moment zijn, licht zijn.

Of ik maakte een wandeling door de natuur en werd ineens doordrongen van een gevoel van nietigheid en tegelijk van verenigd zijn met de grootsheid van alles: de uitgestrekte heuvels, de bomen, de lucht om me heen. Een eenheid waarin ik zag hoe grappig nutteloos het is om als nietig mensje de illusie van grip te hebben.

Ook tijdens het mediteren heb ik de teugels weleens kunnen laten vieren en momenten ervaren waarin alles goed was. Ik mediteerde op een warme zomermiddag en hoorde door het open raam de vogels en de mensen kwetteren, in de verte het lichte gedreun van muziek, de geur van barbecues die werden aangestoken. Ik voelde mijn lichaam ademen en de zwaartekracht me naar beneden trekken. Gedachten kwamen en gingen en van dit alles was ik me bewust. Niets hoefde anders te zijn dan het was.

Volgens mij is dit wat de Boeddhisten steeds bedoelen: dat je pas echt gelukkig kunt zijn als je de boel de boel kunt laten, zonder krampachtig vast te houden of juist weg te duwen. Dat je er door te mediteren steeds vaker in slaagt om je grip te doen verslappen en gewoon te zijn. En niet alleen vaker, maar ook in moeilijkere omstandigheden. Eerst alleen af en toe: tijdens een mooie wandeling, een goed concert of een warme zomermiddag. Dan ook op gewone werkdagen, typend achter je laptop, pratend met een collega. En dan misschien zelfs op moeilijke momenten, momenten van verlies en afscheid. Want als je ook dan kunt loslaten, dan ben je er.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *