Het is een beetje dubbel.
Deze week is het lente. Goed, in Nederland kun je nooit ècht zeggen dat het lente is, want wie weet is het volgende week weer herfst. Maar deze week is het lente.
Ik loop door het park met mijn bekertje koffie van het nieuwe koffietentje-op-een-karretje. De bloesems bloeien. Ik draag mijn te warme jas in mijn armen. Het zonlicht maakt me vrolijk en hoopvol.
Ik voel mezelf groeien; barst uit mijn voegen. Ik wil de wereld in: weg van hier, dansen in het gras, sangria op het terras, in een vreemde taal een ijsje bestellen, plakkerige bekertjes lauw bier, groepen lachende vrienden, mijn teennagels lakken, zomers geroezemoes in benauwde steden.
Ik keer terug naar huis. Ik zit op de bank, dan achter mijn bureau. Zoom en e-mails. De letters op mijn scherm onleesbaar door het licht. Het contrast is groot.
En toch weet ik: het was ook niet alles. Toen ik in Berlijn woonde en weekends naar Nederland kwam, en in die weekends iedereen wilde zien; moeite moest doen om een avond te vinden om alleen met Bart te zijn. Toen ik mezelf voorbijrende, van yogastudio naar lunchdate naar koffietent-met-laptop naar borrel.
Dat wordt voor mij de uitdaging, straks. Die balans tussen binnen en buiten, groot en klein, lente en herfst. Misschien kijk ik hier dan wel op terug als een leermoment, een keerpunt. Luister ik dan beter naar mezelf. En misschien vind ik dan, tussen het rennen van toen en het zitten van nu, een perfect, ontspannen looptempo.