In het kader van mijn jaar van zelfcompassie las ik laatst een artikel met de titel ‘Vijf keer vriendelijker voor jezelf’. Daarin schrijft Mila de Koning dat we op vrienden die iets doms hebben gedaan meestal reageren met begrip en steun. Als we zelf iets doms hebben gedaan, hebben we juist de neiging om kritisch en beoordelend te zijn. Het zette me aan het denken. Ook ik oordeel veel harder over mezelf dan over anderen. Maar waarom eigenlijk?
Het antwoord is: omdat ik een hogere standaard hanteer voor mezelf dan voor anderen. Als iets mislukt bij iemand anders vind ik dat normaal: mislukkingen horen er nu eenmaal bij. Als ik zèlf faal, vind ik dat onacceptabel. Kennelijk vind ik dat mislukkingen er bij mij niet ‘nu eenmaal bijhoren’. In mijn eigen leven is geen ruimte voor fouten. En eigenlijk is dat behoorlijk arrogant. Waarom zouden er voor mij andere regels gelden dan voor anderen?
Dat is, realiseerde ik me toen, één van de moeilijkste kanten van het ontwikkelen van meer zelfcompassie: je moet van je voetstuk af. Als je met compassie en liefde wilt reageren op je eigen fouten en tekortkomingen, betekent dat dat je die fouten en tekortkomingen bij jezelf moet erkennen. Ergens leef ik in de illusie dat die minderen kanten er niet zijn, of niet mogen zijn. Het zijn vlekjes op het canvas. Als ik maar hard genoeg schrob krijg ik die vlekjes vanzelf weg en komt mijn perfecte zelf eindelijk tevoorschijn.
Er zijn denk ik veel mensen zoals ik, die elke dag druk de imperfecties weg proberen te poetsen en toeleven naar het moment waarop het perfecte schilderij in al zijn glorie onthuld wordt. Je schilderijzelf maakt geen onhandige opmerkingen, slaat nooit een hardloopsessie over, geeft presentaties zonder trillende stem en heeft een gezond eetpatroon met bijbehorend perfect lichaam.
Als we dingen doen die afwijken van dat ideaalplaatje betekent dat gewoon dat we er nog niet zijn; we moeten de vlekjes simpelweg wat harder wegpoetsen. Het vergt moed om dat droombeeld los te laten, te accepteren dat we nu eenmaal niet perfect zijn en dat ook niet zullen worden. Om te zien dat we niet slechter zijn dan anderen, maar ook niet beter. Niet bijzonderder en niet minder bijzonder.
Door dit inzicht snap ik ook beter wat Kristin Neff, de psycholoog die die aan de wieg staat van de westerse versie van het concept van zelfcompassie, bedoelt als ze zegt dat zelfcompassie in wezen hetzelfde is als compassie voor anderen. Om meer zelfcompassie te kunnen voelen moet je inzien dat je net zo feilbaar bent als ieder ander en ga je je ook verbondener voelen met anderen. Je eigen tekortkomingen zijn niet anders dan de tekortkomingen van anderen, en voor zowel jezelf als voor anderen probeer je liefde en compassie te voelen.
Paradoxaal genoeg laat onderzoek zien dat het juist de milde houding van zelfcompassie is die kan leiden tot verbetering. Zo zijn mensen met meer zelfcompassie minder bang om risico’s te nemen, omdat ze weten dat ze in een zacht bed van compassie landen als ze falen. Ook leidt zelfcompassie tot betere zelfzorg, zoals gezonder eten, meer bewegen en stoppen met roken. Juist door je imperfecties te accepteren kom je dichter bij je geïdealiseerde versie van jezelf. Niet door harder te schrobben, maar door van de vlekjes te gaan houden.
Heb je dit al eens in de praktijk gedaan? Kristin Neff schrijft bijvoorbeeld ook dat je jezelf best mag omhelzen als je het moeilijk hebt en dat dat direct een positief effect heeft op je gemoedstoestand – na enkele onwennige knuffels met mezelf later moet ik toegeven dat ze gelijk heeft.